Permacultuur en bio

Toen ik, nu iets meer dan een jaar geleden, voor het eerst naar een uiteenzetting ging luisteren over permacultuur, was mijn reactie dat dit toch wel heel dicht bij de basisprincipes van biologische landbouw aanleunt. En toen één van mijn medecursisten in Het Voedselbos de biosector in een negatief daglicht begon te plaatsen, gooide ik mij in de strijd als een moederkloek die haar kroost bedreigd zag, verwijzend naar de vele inspanningen die onze Vlaamse bioboeren doen om duurzaam te produceren in een context van een harde concurrentiële economische realiteit.

02Jun2012_startbioweek_0352

Vele uiteenzettingen, bezoekjes en artikels verder is het voor mij steeds duidelijker waar bio en permacultuur overlappen en waar hun wegen scheiden. En deze week bracht Geert, van Landwijzer, mij in contact met een mooi denkkader dat wat structuur bracht in mijn – anders wat chaotische – hoofd.

In wat volgt, zie ik, voor de eenvoud, permacultuur even in z’n enge betekenis. In de meest oorspronkelijke vorm ging het immers bij permacultuur om “landbased” productiesystemen met een vrij rechtstreekse imitatie van natuurlijke ecosystemen. Patrick Whitefield noemt dit de “originele permacultuur”. Een typisch voorbeeld is een voedselbos.

Het denkkader waar Geert naar verwees, is de grondhoudingen-visie, ontwikkeld door de Nederlandse milieufilosofen Wim Zweers en Wouter Achterberg, over de relatie die de mens aangaat tegenover zijn natuurlijke omgeving. Die visie kan je toepassen op de relatie mens-natuur in de landbouw. Dat levert een boeiend kader waarin je alle bestaande landbouwpraktijken kan plaatsen.

Het gaat over zes grondhoudingen. Vijf daarvan vormen in het spectrum mens-natuur een geleidelijke overgang van een hoofdzakelijk mensgerichte (antropocentrische) houding naar een sterk natuurgerichte (ecocentrische) houding. De zesde grondhouding heft de dualiteit mens-natuur op: de mens wordt één met de natuur.

  1. De Dominator wil de natuur volledig onderwerpen en ziet zichzelf als een schepper. De natuur en de levende wezens die er deel van uitmaken, gaat hij naar eigen oordeel en behoefte benutten. Niet enkel het nut maar ook de identiteit zelf van levende organismen eigent hij zich toe door middel van ingrepen in de aard van het leven zelf (bv. ggo’s). Hij heeft een diep geloof in de eindeloze mogelijkheden van zijn kennen en kunnen om eventuele ongunstige neveneffecten van zijn werkwijze te kunnen compenseren met nog meer ingrepen (technologie).
  2. De Heerser beslist autonoom over leven en dood in de natuur die hij beheerst en bezit. Hij kan wel vanuit een eigen morele keuze grenzen stellen aan de mate waarin hij ingrijpt in de identiteit en integriteit van de natuur. De heerser-landbouwer denkt aan de toekomst in die zin dat hij continuïteit van z’n bedrijf belangrijk vindt: de opvolging van vader op zoon. Door die band met de toekomst is hij geneigd een zekere zorg te hanteren in z’n omgang met de natuur. Heerser-landbouw is te herkennen in de huidige gangbare (heersende) westerse landbouw. Het is een sterk uitbatende landbouw die op allerlei vlakken enerzijds het leven en de groei forceert, anderzijds continu de uitwassen daarvan bestrijdt en doodt.
  3. De Rentmeester ‘leent’ het goed dat hij beheert en is daaraan ten allen tijde verantwoording verschuldigd. De rentmeester weet dat hij geen eigenaar is van de natuurlijke hulpbronnen die hij beheert en dat hij ze na verloop van tijd moet “teruggeven” aan de “eigenaar” of -bij uitbreiding- aan de toekomstige generaties. Rentmeester-landbouw is een verzorgende, bewarende landbouw die tevens het voorzorgsprincipe hanteert. De biologische landbouw past in deze stroom. Op het vlak van grondgebruik zal een goede rentmeester de bodemvruchtbaarheid in stand houden en het land minstens even goed aan z’n opvolger doorgeven als hij het gekregen heeft. De rentmeester denkt meerdere generaties ver en gaat bijgevolg uit van het principe van ‘duurzaamheid’.
  4. De partner stelt zich niet langer boven de natuur, maar ernaast. Mens en natuur gaan samen een relatie aan en werken samen. Ze groeien vanuit wederzijdse afhankelijkheid en wederzijdse zorg. Deze landbouw vertrekt vanuit de integriteit van de partner (de natuur) en een groot respect voor elke levensvorm. Dit leunt sterk aan bij de biologisch-dynamische landbouw.
  5. De Participant ziet wijsheid in de natuur en bekijkt het als voorbeeld. De landbouw krijgt vorm op basis van patronen uit de natuur. Hij werkt zo natuur-getrouw mogelijk, vandaar de toepassing van combinatieteelt, bodembedekking, de focus op ontwerp,…. De participant maakt weinig gebruik van techniek, technologie en fossiele brandstof, hoewel dit in de beginfase, bij het ontwerp wel een belangrijke rol kan spelen. Lokale zelfvoorziening is essentieel. De participant richt zich op een zeer lange termijn en wil permanente vruchtbaarheid ondersteunen. De permacultuurbeweging  past in dit bewustzijn.
  6. Bij het eenheids-bewustzijn is de mens in de natuur en de natuur is in de mens. Beiden voelen elkaar aan; er is geen sprake van een (af)scheiding. De mens voelt aan wat hij van de natuur kan nemen en wat hij haar dient te laten. Hij verstoort geen evenwichten. Dit bewustzijn is voor ons, westerse mensen, moeilijk in te leven. Het doet denken aan de grondhouding van indianen en aboriginals.

Een gedachte over “Permacultuur en bio

  1. Beste Esmeralda,

    Dit vind ik een erg interessante discussie. Heeft de mens ergens op aarde in verleden of heden bewezen dat hij tot stadium 6 in je lijstje is gekomen. Het is en blijft een coïncidentie dat toen de mens zo’n 80000 jaar geleden definitief uit Afrika weg trok de wijde wereld in, de grote zoogdieren begonnen uit te sterven behalve in Afrika zelf. Heeft hij ze uitgeroeid? Men is het er niet geheel over eens. Voor al in America door de boven geroemde indianen en in Australië door de Aboriginals is er een frappante gelijklopendheid. Alleen in Afrika zelf leven ze nog. Is de mens instaat zijn natuurlijke hulp bronnen te overzien en instant te houden of is hij net als alle dieren stijf in zijn gewoontes en gaat hij door tot alles op is en sterft dan zelf gewoon uit. Is ons aanpassingsvermogen een zegen of maakt het ons tot nog gesofistikeerdere aansprekers van hulpbronnen. Ook al willen we dat niet? Waar mee ik natuurlijk niet wil zeggen de permacultuur geen goede poging is, maar of stadium 6 echt tot de mogelijkheden behoord weet ik niet en of indianen en Aboriginals daar toe instaat zijn betwijfel ik zeer. Stadium 6 zelf is een contradictio in terminis deel uitmaken van iets en er tegelijkertijd een overzicht overhebben lijkt niet mogelijk. Deel uitmaken en besturen tegelijk gaat dat ? Vereist evenwichten behouden geen rentmeester eigenschappen? En Kennis niet te vergeten
    Groetjes
    Hein

Plaats een reactie