Een pionier

Zonet las ik “Mijn paradijs” van Heinz Erven. Een boekje van 115 pagina’s dat je zo uitgelezen hebt. Erven, geboren in 1900, schreef het in 1981. Hij is een pionier in biologisch tuinieren, maar hij paste ook al heel wat permacultuurprincipes toe in z’n tuin.

140905_mijn paradijsTijdens het lezen herkende ik namelijk heel wat technieken die ik her en der al gezien heb in permacultuurtuinen. En tegelijkertijd stak ik weer enkele leuke weetjes op. Het boekje is zeer vlot geschreven, recht en openhartig, vanuit Erven’s eigen ervaring. Helaas, gezien het zo oud is, kan je het nergens meer vinden.

Daarom hieronder enkele citaten die ik graag met jullie deel:

Over de kwaliteit van eieren:

Dat er bij onze kippen ook hanen zijn, ligt voor de hand. … Plinius de Oudere, de Romeinese auteur, schrijft reeds in zijn “Natuurgeschiedenis” dat de eieren van kippen die geen haan hebben “kleiner, van minder goede smaak en vloeibaarder zijn dan de goede (bevruchte) eieren”.

En ik die altijd dacht dat het net beter was om NIET bevruchte eieren te eten…

Of over zijn miljoenen medewerkers:

…Ik steun in mijn bedrijf àl het leven, ik bescherm en behoud het “schadelijke” evengoed als het “nuttige”, het “kruid” evengoed als het “onkruid”. Op deze manier heb ik in de loop der jaren miljoenen medewerkers gewonnen, die overdag en voor een deel ook ’s nachts voor me werken, die niet vragen naar werktijdverkorting of loonsverhoging, die geen verlof wensen en ook niet staken. … Ik bedoel met deze medewerkers mijn miljoenen mieren, bijen, wespen, oorwormen, gaasvliegen, zweefvliegen, lieveheersbeestjes, regenwormen, hagedissen, padden, wezels, de vogels en vele andere… Als ik ook maar één enkele groep binnen deze leefgemeenschap vernietig, is het hele evenwicht verstoord en functioneert de kringloop niet meer.

Heel wat mensen weren vogels uit de tuin. Erven niet. Integendeel, hij zet zelfs z’n nestkastjes tussen de frambozenstruiken. Vogelbescherming komt voor hem op de eerste plaats:

Als men weet dat een mezenpaar bijvoorbeeld, dat tweemaal broedt met 10 à 13 jongen, in de loop van de zomer tot 75 kg aan insecten, eitjes en larven in bomen en struiken moet zoeken om de hongerige maagjes te vullen, dan moet men zich toch afvragen, of het niet aangewezen is de vogelbescherming als eerste en belangrijkste maatregel in de biologische teelt voorop te stellen.

Dat regenwormen superbeesten waren, wist ik al. Maar dat ze (indirect) zwamziekten bestrijden zoals meeldauw en schurft, is voor mij nieuw:

Door de bladeren die het zwammycelium dragen, in de bodem te trekken en te verwerken, verhindert hij de verdere verspreiding van de sporen.

Ik heb soms discussies over het mulchen danwel het inwerken van organisch materiaal. Ook Erven stelt dat het niet goed is om organisch materiaal in te werken.

Vers organisch materiaal moet onder zuurstoftoevoer door levende organismen, die in de bovenste centimeters van de grond leven, in de bodem verwerkt worden. Vers organisch materiaal mag dus alleen als bodembedekking op de grond of in elk geval in de bovenste bodemlaag. In de diepere bodemlagen zou slechts verrotting ontstaan en dus remstof voor het groeien van onze cultuurgewassen.

Mijn persoonlijke interesse gaat vooral uit naar fruit (in het bijzonder kleinfruit) en kruiden, en ik moet bijgevolg wel citeren uit het hoofdstukje dat gaat over het gezond houden van de fruitaanplanting door kruiden.

Wat voor een gemengd bos zo belangrijk is, namelijk de ondergroei van verschillende planten, bloeiend of niet, geldt net zo goed voor de fruittuin. Zowel de vrije stroken in grote boomgaarden als de steeds aanbevolen open boomschijf zijn even onnatuurlijk…

Aha, ik vroeg mij al langer af hoe het zat met die tegenstelling tussen de voorstanders van gilden rond een fruitboom danwel diegene die pleiten voor die open boomschijf. In de eerste plaats zaaide (!!!) Erven brandnetels. Hij maaide ze af en liet ze liggen. Alle andere “onkruiden” waren welkom, zoals de wilde peen, hondsdraf, dovenetel, zilverschoon, zevenblad, paardebloem, duizendblad… Ze verrijken de bodem en trekken talrijke nuttige insecten aan met hun bloemen.

Daarnaast zaaide hij klaversoorten en andere vlinderbloemigen tussen de bomenrijen om stikstof te fixeren. Zijn perzikbomen droegen veel weeldiger indien ze naast een els (stikstoffixeerder) stonden.

Na verloop van tijd merkte hij ook dat bepaalde kruiden hielpen tegen insecten zoals luizen: boerenwormkruid, Oostindische kers (de rankende), absinthalsem. Deze kruiden hebben scherpe en bittere stoffen die schadelijke insecten weghouden.

Ook zijn er kruiden die hielpen om zwamziekten te voorkomen, zoals mierikswortel:

Het is zeer zeker niet toevallig dat men in oude wijngaarden vaak verwilderde mierikswortelstruiken vindt. Onze voorouders waren veel beter op de hoogte van de natuurlijke hulpmiddelen en helende stoffen dan onze huidige “verlichte” generatie.

Ook knoflook helpt, zowel tegen insecten en zwammen. En blijkbaar zouden woelmuizen niet van hun geur houden.

Het effect van de kruiden die je plant naast fruitbomen krijg je pas tijdens het tweede jaar. Hun invloed vloeit vooral uit het feit dat de scherpe, bittere of andere actieve stoffen door de afstervende plantendelen in de bodem terecht komen en zo door de boomwortels worden opgenomen.

Erven maakt ook gebruik van lavameel en -korrels. Lava voegt heel wat belangrijke minerale stoffen toe aan de bodem. Die komen onder invloed van wortelzuren geleidelijk aan vrij. De lavakorrels zijn poreus waardoor ze water kunnen opnemen. Bovendien slaan ze de warmte van de zon op. Een lavagruisbedekking van 3 tot 5 cm zorgt ’s morgens voor een bodemtemperatuur die liefst 5°C hoger is. Het is voor mij wel een nieuw gegeven om de grond te bedekken met lavagruis. Ik heb het ook maar ’s uitgeprobeerd bij enkele recent gezaaide winterposteleinplantjes in mijn tuin… ‘k vraag mij namelijk ook wel ’s af hoe slakken op die niet zo’n slijmvriendelijke ondergrond zullen reageren…

Om te eindigen met een kritische noot. Het boekje bevat ook tips voor het gebruik van gieren om plagen mee te lijf te gaan. Wellicht zijn veel mensen daar vragende partij voor, maar het is tegelijkertijd wel een beetje strijdig met z’n stelling over het ecologische evenwicht. En ondanks z’n opmerking over het ontstaan van verrotting indien je organisch materiaal inwerkt, besteedt hij ook wel een hoofdstukje aan heuvelbedden waarbij hij net wel organisch materiaal inwerkt.

Maar over het algemeen heb ik veel genoten van Mijn Paradijs!

8 gedachten over “Een pionier

  1. ik las dit 30 jaar geleden , heb het uitgeleend en nooit terug gekregen, weet jij waar het nog te vinden is, eventueel een kopie?
    Dank
    Erik

  2. Het antwoord of een boomspiegel beter wel of niet begroeid wordt, gaat niet over voor of tegen, het antwoord is veel genuanceerder dan dat. In het “Technisch Vademecum Bomen” uitgegeven door het Agentschap voor Natuur en Bos, dat vrij te downloaden is op:

    http://www.natuurenbos.be/nl-BE/over-ons/publicaties/2008/technisch_vademecum_bomen#.VA7jl_l_uSY

    staat hierover het volgende geschreven (Zie deel F.4.7 Boomspiegel verzorgen, F.4.7.1 Beplanten):

    ———————————————–
    Een beplanting is de meest ecologische, de zekerste, de meest onderhoudsvriendelijke en dus de goedkoopste manier om de boomspiegel te beschermen. Door een aangepaste beplanting wordt betreding en de bijhorende bodemverdichting vermeden, ze houdt ongewenste kruidgroei tegen en beschermt de bodem tegen uitdroging en extreme temperaturen. Een beplanting van de boomspiegel kan wel voor concurrentie met de boom zorgen, vooral voor water en mineralen. Zeker jonge bomen met een beperkt wortelgestel kunnen hierdoor problemen ondervinden. Houd de boomspiegel daarom vrij van beplanting, gras of kruiden tot het wortelgestel van de boom voldoende is ontwikkeld om de concurrentie aan te kunnen, dus tot minstens een drietal jaar na aanplanting.

    Ook nadat de boom is aangeslagen is het aangewezen om geen al te hoge en sterk groeiende kruiden of struiken te gebruiken. Waar bomen vermoedelijk reeds een beperkte water- of mineralenvoorraad hebben, bijvoorbeeld in een plantvak in de verharding, zijn struiken hoger dan 0,5 m of planten die een dichte wortelmat vormen, niet aan te raden. Dit zijn ernstige wortelconcurrenten (zeker voor vlakwortelende bomen), die de beperkte water- of mineralenlevering voor de bomen nog meer onder druk zetten.

    Om een goede groei te verzekeren, moet de gebruikte beplanting net als de boom aan de standplaats aangepast zijn. Let hierbij ondermeer op de lichtsituatie. Onder een jonge boom kan nog veel licht tot op de bodem dringen, maar een volgroeide boom zal, afhankelijk van de boomsoort, voor veel schaduw zorgen. Toch zijn schaduwplanten niet altijd de juiste keuze. Eventueel moeten gedurende de levensloop van de boom de gebruikte plantensoorten aangepast worden. Kies soorten die onderhoudsarm zijn en die dus zo weinig mogelijk moeten gesnoeid of geschoren worden. Eenjarigen zijn de minst duurzame oplossing, waarbij bovendien elk jaar meermaals de fijne wortels van de boom beschadigd worden. Houd hiermee trouwens rekening als de beplanting onder een boom vervangen wordt: ga voorzichtig te werk. Om ongewenste kruidgroei geen kans te geven, moeten de gebruikte struiken of vaste planten zo snel en volledig mogelijk dichtgroeien. Bij een beplanting met een open structuur groeien grassen, akkerdistel en andere ongewenste kruiden er gewoon door. Grassen zijn, hoewel ze visueel aantrekkelijk kunnen zijn, niet aangeraden om de boomspiegel mee te beplanten. Grassen zijn namelijk sterke wortelconcurrenten voor bomen. Door hun dichte wortelmat net onder het maaiveld vangen zij het neerslagwater als eerste op. Bij oudere bomen met een voldoende ontwikkeld wortelgestel die de concurrentie met het gras aankunnen, kan grasland wel doorlopen tot aan de stamvoet. Let wel op voor maaischade.

    Een ecologisch verantwoorde optie is ook om de spontane kruidgroei te behouden, eventueel bijgestuurd door eenmaal per jaar selectief te wieden (bij het begin van het groeiseizoen: eind maart, begin april). Ongewenste kruiden zijn forse kruiden met een grote concurrentiekracht, zoals akkerdistel en haagwinde. Laaggroeiende kruiden concurreren over het algemeen niet sterk met bomen. Als selectief gewied moet worden is een goede plantenkennis van het uitvoerende personeel wel een vereiste. Het ‘onverzorgde’ uitzicht kan weerstand oproepen bij de bevolking. Participatie en informatieverstrekking kunnen dit probleem oplossen. Het is ook mogelijk de boomspiegels in straten te laten ‘adopteren’ door omwonenden. Dan moeten duidelijke afspraken gemaakt worden, zodat de bomen niet beschadigd worden, bv. door te spitten of meststoffen en pesticiden te gebruiken.
    ———————————————–

Geef een reactie op frankanrijs1 Reactie annuleren